- Lees ieder woord met de betekenis en daarna de voorbeeldzin eronder.
- Als je 5 woorden van de les hebt gehad, kijk je of je ze alle 5 nog weet.
Check aan het eind alle woorden nogmaals. - Ga dan door naar de bijbehorende oefeningen en doe de Test je Kennis toets.
1. abrupt = plotseling, ineens
Onderweg naar huis moest ik abrupt remmen om niet tegen een auto te botsen.
2. behendig = handig
Daarna stuurde ik mijn fiets behendig tussen de stoep en de auto door.
3. behoeden = beschermen
Mijn snelle handelen behoedde me voor een botsing.
4. overtreding = klein vergrijp, iets wat niet mag
De automobilist was in overtreding door mij geen voorrang te geven.
5. opgetogen = zeer blij
Ik zag dat hij opgetogen was dat het net goed was gegaan.
6. wenken = een seintje geven
Hij wenkte nog naar me, alsof hij wilde zeggen: Sorry!
7. formidabel = briljant
Dankzij mijn formidabele stuurkunsten 😉 liep het allemaal met een sisser af.
8. ongeschonden = heelhuids, ongedeerd
En kon ik ongeschonden verder fietsen.
9. ontdaan = van streek
Ik was echter wel wat ontdaan door het voorval.
10. terughoudend = aarzelend, voorzichtig
Ik merkte ook dat ik de rest van de rit wat terughoudend was om hard te fietsen. Even rustig aan maar… 😉
Heb je de woordjes erin gestampt? Dan ben je klaar voor de volgende stap: de oefeningen.
Deze helpen je om ze beter te begrijpen, ze zelf makkelijker te gaan gebruiken en ze ook echt te onthouden.
Klik hier voor de oefeningen van les 9.
Daarna: de Test je Kennis toets >>