Hieronder weer 10 nieuwe ‘moeilijke’ woorden. Leer ze goed en doe daarna de oefenquiz.
Zodra je die goed gemaakt hebt, ben je klaar voor de test. Succes!
Stap 1: Woordjes leren
1. jargon = vaktaal
Voorbeeld: Voor niet insiders was het jargon van de spreker niet te volgen.
2. verbolgen = kwaad, beledigd
Voorbeeld: Ik was verbolgen over alle onwaarheden die waren gezegd.
3. universeel = algemeen geldend
Voorbeeld: Het universele vaccin werkte tegen alle virusvarianten.
4. improviseren = terplekke bedenken en uitvoeren
Voorbeeld: Doordat er zoveel mensen waren, moest er flink geïmproviseerd worden om iedereen een plaats te geven.
5. controversieel = omstreden, waarover grote meningsverschillen bestaan
Voorbeeld: Het betreft een zeer controversiële aangelegenheid.
6. sympathie = een prettig gevoel voor iets of iemand
Voorbeeld: Mijn sympathie voor hem is alleen maar toegenomen.
7. fictief = niet echt, bedacht
Voorbeeld: Harry Potter is een fictief persoon.
8. progressief = vooruitstrevend, vernieuwend
Voorbeeld: Deze politieke partij heeft allerlei progressieve ideeën.
9. accorderen = overeenkomen, overeenstemmen
Voorbeeld: De declaratie werd geaccordeerd.
10. bagatelliseren= als onbelangrijk voorstellen
Voorbeeld: Hij bagatelliseerde de feiten in mijn betoog.
Stap 2: Oefen de woorden met de quiz
Als je denkt dat je de woorden redelijk tot goed kent, dan kun je ze oefenen met onderstaande quiz.
Stap 3: Tijd om te testen!
De eerste test gaat over deze les, de test ernaast over alle woorden die je tot nu toe hebt geleerd. Dus les 1 t/m 5.
Maak de eerste test net zo vaak totdat je alle vragen goed beantwoord,
De tweede test heeft 15 vragen en het doel is minimaal 12 daarvan juist te beantwoorden.
Enjoy!