Lees onderstaande woorden met hun betekenis een aantal keren grondig door.
Ken je ze? Ga dan door naar oefenquiz eronder.
Stap 1: Woordjes leren
1. bevredigend = voldoening gevend
Voorbeeld: Hij kwam met een bevredigend antwoord.
2. indicatie = aanwijzing, aanduiding
Voorbeeld: Om een indicatie van de kosten te geven moeten we weten hoeveel we er nodig hebben.
3. hectisch = chaotisch
Voorbeeld: Het waren hectische dagen, maar de rust is nu wedergekeerd.
4. abuis = fout, vergissing
Voorbeeld: Nee hoor, dat klopt niet. U bent abuis.
5. meteorologisch = weerkundig
Voorbeeld: Uit meteorologische rapporten blijkt dat het nog nooit zo koud was.
6. subjectief = bevooroordeeld, beïnvloed door je eigen mening en gevoelens
Voorbeeld: Een subjectieve uitleg.
7. basaal = fundamenteel, aan de basis liggend
Voorbeeld: Dat behoort tot de basale kennis.
8. oppositie = alle partijen samen die niet in de regering zitten, tegenpartij
Voorbeeld: De oppositie stemde tegen het voorstel.
9. robuust = krachtig en stevig
Voorbeeld: De robuuste tafel sotnd prachtig in de kamer.
10. affiniteit = natuurlijke interesse, aantrekkingskracht
Voorbeeld: Zij heeft altijd al affiniteit met taal gehad.
Stap 2: Woorden oefenen
Oefen de geleerde woordjes met de quiz hieronder.
Stap 3: Testen maar!
Tijd om te kijken hoe goed je de woordjes echt kent!
Hieronder 2 testen; de eerste test is van de woordjes van deze les, de tweede gaat over alle woordjes die je tot nu toe hebt geleerd.
Zorg dat je in de eerste test doorgaat totdat je alles goed beantwoord.
De tweede test omvat 15 vragen, waarvan je er minimaal 12 goed moet hebben.
Good luck!